EAN code en medicatiebewakingssysteem in de KNMP-Geneesmiddelendatabank

Een EAN code (barcode) met een daaraan gerelateerd medicatiebewakingssysteem waren eind vorige eeuw nog droombeelden. Sinds 1985 beschikt de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) over een geneesmiddelendatabank. Waarin de eerste stappen hiervoor zijn gezet. Deze databank stelde de KNMP in staat om een onafhankelijke rol te blijven spelen op het gebied van geneesmiddeleninformatie.

Enerzijds konden traditionele bronnen zoals de ‘ Taxen’ en het ‘Informatorium Medicamentorum’ op een zeer efficiënte wijze worden geproduceerd. Anderzijds bood de databank de apotheker een krachtig hulpmiddel bij de dagelijkse werkzaamheden. Een omvangrijk geneesmiddelenbestand, waarin zowel wetenschappelijke als economische gegevens waren opgenomen. Zodat tijdens de receptverwerking een medicatiebewakingssysteem ervoor zorgde dat dit met beperkte risico’s plaatsvond. Dit systeem werd dan gevoed met de data uit de KNMP-Geneesmiddelen Databank. Door het ontbreken van een EAN code kon de aflevercontrole in het begin nog niet met barcode scanning worden ondersteund. Dat kwam later eerst in de vorm van een HIBC barcode (Health Industry Bar Code).

In dit artikel blikken we terug op de voorgeschiedenis van de KNMP-Geneesmiddelen Databank, de structuur en inhoud van deze databank. Het medicatiebewakingssysteem en de declaraties van de farmaceutische hulp bij zorgverzekeraars (ziekenfondsen). Daarnaast zal worden ingegaan op het gebruik van KNMP-Geneesmiddelen Databank door artsen, farmaceutische groothandels en -industrie. Denk bij dit laatste aan het gebruik van de EAN code in het logistieke proces.

Voorgeschiedenis

De KNMP heeft er altijd garant voor gestaan haar leden te voorzien van betrouwbare, onafhankelijke informatie over geneesmiddelen. Dat doel kon steeds worden bereikt door het uitgeven van publicaties zoals:

taxen
Taxen
  1. het Informatorium Medicamentorum (farmacotherapeutische gegevens),
  2. het Formularium der Nederlandse Apothekers (gegevens over geneesmiddelbereiding),
  3. de Verkorte Onderzoeksvoorschriften (gegevens over geneesmiddelenanalyse),
  4. Geneesmiddel Informatie Folders,
  5. en de Taxen (prijsinformatie).

Deze traditionele bronnen hadden de behoefte van de Nederlandse apotheker aan geneesmiddelinformatie altijd adequaat gedekt. Maar met de komst van de automatisering in de apotheek wilde de KNMP dat ook digitaal afdekken.

Medicatiebewakingssysteem voor in de apotheek

In de tweede helft van de jaren zeventig begonnen steeds meer apothekers gebruik te maken van de stand-alone computer. Met als gevolg een groeiende vraag naar een gezaghebbend geneesmiddelenbestand tot gevolg. Om aan deze vraag te kunnen voldoen, besloot de KNMP om een geneesmiddelendatabank te ontwikkelen. Gevuld met de wetenschappelijke gegevens uit het Informatorium Medicamentorum en de economische gegevens uit de Taxen. Door deze ontwikkeling kregen de apothekers een medicatiebewakingssysteem tot hun beschikking. En werden de declaraties met de ziekenfondsen geautomatiseerd. De automatisering van het logistieke proces middels barcode scanning met een EAN code, liet nog even op zich wachten.

De KNMP-Geneesmiddelen Databank werd op een magnetisch medium zoals tape en floppy-disk aan met name softwarehuizen gedistribueerd. Deze softwarehuizen maakte vooral software voor in de apotheek.

EAN code en Geneesmiddelenidentificatie

Geneesmiddelidentificatie

Het opslaan van informatie over geneesmiddelen in een databank vereiste dat het begrip geneesmiddel nauwkeurig en eenduidig is gedefinieerd. Dat kon het beste geschieden aan de hand van de eigenschappen ervan. Aan een geneesmiddel zijn vele eigenschappen te onderscheiden. Denk aan handelsnaam, werkzame bestanddelen, hulpstoffen, kleur, vorm, gewicht, farmaceutische vorm, fabrikant, chargenummer, houdbaarheid, verpakkingsgrootte, etc.

Zo is voor het logistieke proces, en daarmee de EAN code, de identificatie tot op verpakkingsniveau van zeer groot belang. Een pallet met 10 dozen is tenslotte iets anders dan een doosje met 10 tabletten.

Voor het medicatiebewakingssysteem zijn mogelijk de werkzame bestanddelen al voldoende. Het is dus belangrijk dat er een samenhangend geheel ontstaat van eigenschappen. Zodat na scanning van de EAN code óók de medicatiebewaking kan worden gedaan. Maar ook dat tijdens de receptverwerking men in de apotheek de juiste keuze kan maken van middelen. Zo zal een arts veelal op stofnaam een middel voorschrijven. En zal in de apotheek de keuze gemaakt worden voor een merkgeneesmiddel of merkloos geneesmiddel.

EAN code en Identificerende eigenschappen van een geneesmiddel

EAN code

Om een uniform systeem van geneesmiddelenidentificatie te ontwikkelen, diende de identificerende waarde van elke eigenschap te zijn vastgesteld. Als een verschil in één enkele eigenschap het enige verschil was tussen twee geneesmiddelen, werden zij dan als één geneesmiddel of als twee geneesmiddelen beschouwd? In het eerste geval is de eigenschap alleen maar additioneel en moeten de geneesmiddelen hetzelfde unieke nummer ontvangen. Terwijl er in het tweede geval sprake is van een identificerende eigenschap en de geneesmiddelen van verschillende nummers moeten zijn voorzien. Het spreekt voor zich dat een identificerende eigenschap eenvoudig te verkrijgen en relatief onveranderlijk moest zijn. Wat eigenschappen zoals het chargenummer uitsloot.

Het was evenzeer duidelijk dat de identificerende waarde van een eigenschap afhing van het dagelijkse gebruik van het geneesmiddelenidentificatiesysteem. Uiterlijke kenmerken zoals de vorm en kleur van een geneesmiddel mogen dan levensreddend zijn bij een suïcidepoging. In de dagelijkse routine van de apotheek zijn zij niet gebruikelijk als identificerende kenmerken. Zelfs binnen dit specifieke toepassingsgebied is de bruikbaarheid van een bepaalde eigenschap als identificerend kenmerk sterk wisselend. Handelsnaam en verpakkingsgrootte zijn bijvoorbeeld essentieel voor het bestellen van een geneesmiddel. Terwijl gegevens over samenstelling en toedieningsweg weer van vitaal belang zijn voor medicatiebewaking. Daarom zijn de identificerende eigenschappen in de KNMP-Geneesmiddelen Databank niet alle over dezelfde kam geschoren. Maar zijn ze gegroepeerd in combinaties van kenmerken, die gebruikt zijn om drie verschillende basale niveaus van geneesmiddelidentificatie te definiëren:

  1. het generieke productniveau (gekenmerkt door farmaceutische eigenschappen);
  2. het handelsproductniveau (tevens gekenmerkt door producteigenschappen);
  3. het artikelniveau (tevens gekenmerkt door verpakkingseigenschappen).

Basale structuur van de KNMP-Geneesmiddelen Databank

Aan de hand van het voorbeeld Dantrium suspensie 5mg/ml is in onderstaand schema aangegeven om welke eigenschappen het precies gaat. De witgekleurde onderdelen van de structuur vormen de ruggengraat van de KNMP-Geneesmiddelen Databank. De donkerder gekleurde verwijzen naar de structuur van het Informatorium Medicamentorum. De twee donkerste vormen belangrijke externe registraties zoals de registratie verpakte geneesmiddelen van het Collega ter Beoordeling van Geneesmiddelen en de Anatomisch Therapeutisch Chemische registratie van de World Health Organization. Voor de betekenis van ATC code M03CA01 klik hier.

structuur knmp-geneesmiddelen databank

Generieke namen

Het begrip generieke naam is weinig eenduidig. Omdat het twee verschillende chemische niveaus omvat, die goed van elkaar zijn onderscheiden:

  1. de volledige generieke naam, die betrekking heeft op de feitelijke substantie die de fabrikant als grondstof gebruikt. Bijvoorbeeld dantroleen natrium 3.5-water);
  2. de stamnaam, die op het farmacologisch werkzaam gedeelte van de grondstof slaat (bijvoorbeeld dantroleen).

Wanneer het gaat om fysische en chemische gegevens, moet de geneesmiddelsubstantie steeds zo nauwkeurig mogelijk gedefinieerd zijn. Tussen codeine hydrochloride 2-water en codeine diwaterstoffosfaat 0,5-water zijn er bijvoorbeeld verschillen in:

  1. smeltpunt,
  2. oplosbaarheid in alcohol,
  3. water,
  4. chloroform.

Betreft het evenwel farmacotherapeutische eigenschappen, dan is een strikt onderscheid vaak van minder direct belang. Codeine kan ongeacht de zoutvorm en hoeveelheid kristalwater worden toegepast bij hoest of bij pijn. Anders gezegd, zowel stamnamen als volledige generieke namen komen in aanmerking als informatieniveau. Waarbij de aard van de informatie bepaalt welke naam hiervoor het meest geschikt is. Daarom is in de structuur van de KNMP-Geneesmiddelen Databank met beide soorten van generieke namen rekening gehouden.

Medicatiebewakingssysteem en generieke namen

Zoals hierboven uitgelegd is de structuur van de KNMP-Geneesmiddelen Databank primair bedacht om zo efficient mogelijk het medicatiebewakingssysteem te onderhouden. Zodra bijvoorbeeld een bepaalde stof in combinatie met het gebruik van een andere stof interacteert, zal het systeem een piepje moeten geven. Voor het onderhouden van deze gegevens is het wel zo efficient om dat dan op bijvoorbeeld stamnaam te kunnen doen.

EAN code identificeert het artikel

Toen de automatisering van het logistieke proces in de apotheek meer aandacht kreeg werd het gebruik van een barcode steeds belangrijker. In Nederland werd vooral de Health Industry Bar Code (HIBC) gepromoot. Dit is een alternatief voor de EAN code. Het voordeel van de HIBC was dat deze één op één gekoppeld was aan de structuur van de KNMP-Geneesmiddelen Databank. De code van de HIBC bestaat uit drie delen: 1. een aansluitnummer voor de fabrikant, 2. de handelsproductcode (zie basale structuur van de databank), 3. de verpakkingsidentificatie.

Na het scannen van de HIBC kon direct de aflevercontrole en de medicatiebewaking worden gedaan. Omdat niet alle artikelen in de databank werden opgenomen en de markt steeds internationaler is geworden, is uiteindelijk de EAN code geïntroduceerd. Het is nu aan de fabrikant welke barcode hij op de verpakkingen wenst te gebruiken. Voor de gezondheidzorg blijft evenwel van belang dat de koppeling met de artikelen in de databank eenduidig moet zijn.

Inhoud

De KNMP-Geneesmiddelen Databank omvat alle in Nederland verkrijgbare geneesmiddelen:

  1. geregistreerde geneesmiddelen,
  2. bloedproducten,
  3. sera en vaccins,
  4. grondstoffen en in de apotheek bereide geneesmiddelen,
  5. andere producten zoals homeopathische middelen,
  6. diagnostische hulpmiddelen,
  7. niet medicinale verbandmiddelen,
  8. injectiespuiten,
  9. stoma-artikelen.

De niet-geneesmiddelen zijn alleen van handelsinformatie voorzien. De geneesmiddelen tevens van uitgebreide wetenschappelijke gegevens

Medicatiebewakingssysteem

Onder het medicatiebewakingssysteem wordt verstaan het voorkomen van ongewenste geneesmiddeleffecten. Hiervoor was bij aanvang van de KNMP-Geneesmiddelen Databank noodzakelijk dat een recept aan specifieke gegevens werd getoetst over:

  1. doseringen: op het handelsproductniveau werden dan bovengrenzen per dag en per keer opgenomen. Bij met name antimicrobiele middelen werden tevens ondergrenzen ingevuld. Maar ook werden kinderdoseringen opgenomen
  2. interacties: zie hiervoor punt 3.
  3. en contra-indicaties: in farmacotherapeutische handboeken zijn talloze gegevens te vinden over interacties en contra-indicaties. Hun opzet laat alleen ruimte open voor vage, theoretische en tegenstrijdige gegevens. Voor het medicatiebewakingssysteem is dat opgelost door de informatie op het juiste niveau op te slaan (veelal ook rekening houdend met de toedieningsweg). En zijn de meest relevante gegevens middels een zogeheten relevantiegraad onderscheiden van minder belangrijke interacties en contra-indicaties.

Wat kan Denova doen op het gebied van EAN code en medicatiebewaking

Wilt u meer weten over het gebruik van de EAN code bij geneesmiddelen, medicatiebewaking in relatie tot het gebruik van de KNMP-Geneesmiddelen Databank of specifiek over het artikel hierboven, stuur een e-mail naar info@denova-online.com, bel 06 – 53 65 65 03 of klik hier.